Koning David was op hoge leeftijd gekomen. Hoewel men hem met dekens toedekte, kon hij het niet meer warm krijgen. Zijn hovelingen zeiden tegen hem:
‘Laat ons een jong meisje voor u zoeken, mijn heer en koning, dat u gezelschap kan houden en verzorgen. Laat haar in uw schoot slapen, dan zult u weer warm worden.’ Ze gingen overal in Israël op zoek naar een mooi meisje, en de keus viel op Abisag uit de stad Sunem. Haar brachten ze bij de koning. Ze was werkelijk bijzonder mooi. Ze verzorgde de koning en bediende hem, maar de koning had geen gemeenschap met haar.
Intussen liet Adonia, een zoon van David en Chaggit, zich erop voorstaan dat hij koning zou worden. Hij schafte zich wagens en paarden aan en nam een escorte van vijftig man in dienst. Zijn vader viel hem toch nooit lastig met vragen over zijn doen en laten. Net als zijn oudere halfbroer Absalom was hij heel knap om te zien. Hij verzekerde zich van de steun van Joab, de zoon van Seruja, en de priester Abjatar, maar de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, en de profeet Natan steunden Adonia niet, evenmin als Simi, Reï en Davids helden. Adonia hield een offerfeest in de buurt van de Slangensteen, bij de Rogelbron, waar hij vetgemeste schapen, geiten en runderen slachtte. Daarbij had hij al zijn broers, de koningszonen, uitgenodigd, en alle Judese hovelingen. Maar de profeet Natan, Benaja en Davids helden had hij niet uitgenodigd, en zijn broer Salomo ook niet.